Het Agastache project

AGASTASCHE FOENICULUM

Op 9 september ll. organiseerde de Werkgroep rond Agastache foeniculum (J.O.O. – A.V.M.L. vzw), een studiedag aangaande de Agastache foeniculum, de producten van de plant, en openden de proefvelden voor wetenschappelijk onderzoek in het Limburgse Kortessem. 
Imker Hubert Gorssen leverde de bijen en betrok van meet af aan de Vlaams Nederlandse Imkersfederatie en het Vlaams Vulgarisatiecentrum voor de Bijenteelt (VVCB vzw) bij het project. Uit de lijvige persmap selecteerden we enkele bijdragen die de imkers zeker zullen interesseren.



Foto Van Laere: proefveld Agastache foeniculum in Kortessem


De plant van de toekomst? 

Danny Maes, Voeding- en gezondheidsspecialist.

Agastache foeniculum is de Latijnse naam en is afgeleid van het Grieks. Aga wil zeggen: zeer veel. Stachys: betekent aren. foeniculum: verkleinwoord voor strootje. De Nederlandse benaming is Dropplant of Anijsnetel. Andere benamingen: Engeland: Anise hyssop, Duitsland: Duft-Nessel.

Soorten

De Agastache bestaat uit verschillende soorten. De meest gekende zijn: Agastache foeniculum “Alabaster” = crèmewit, Agastache foeniculum “Blue Fortune” = diepblauw, Agastache rugosa = violetblauw.
Er zijn verschillende soorten die nuttig zijn. Er zijn er ongeveer een twintigtal bekend, maar voor ons is de Agastache foeniculum van belang. In eerste instantie om de smaak maar ook voor de diverse mogelijkheden die de plant te bieden heeft. Iedere Agastache heeft zijn eigen kleur en smaak. Zo heeft de A. Blue Fortune een lichte muntsmaak, terwijl de mexicana een zoet aroma met een tikkeltje lavendelsmaak heeft. Wie de Agastache foeniculum al geproefd heeft zal ongetwijfeld de smaak van drop en anijs herkend hebben. Het is een ongekende combinatie en dit in slechts één plant vervat, vandaar onze interesse en hopelijk die van u als bijenteler.

Hoe kwam de Agastache in de Lage Landen terecht?

Gronovius (1690-1762) was een Nederlands botanicus. Clayton, een Engelsman die naar Amerika uitgeweken was, stuurde rond 1730 verschillende gedroogde planten en ook zaden op naar Gronovius, die de planten beschreef in zijn “Flora Virginia” van 1739-1743 (1762). Zo is de plant bekend geraakt in Nederland en België, waar ze nu hoofdzakelijk als borderplant gekweekt en verkocht wordt.

Bloei

De bloeiwijze is uniek en de bloeitijd is interessant. Ze bloeit van juni tot september. Dit is zeer belangrijk voor imkers, aangezien de plant geliefd is door bijen. Maar ook hommels, solitaire bijen en vlinders bezoeken de plant onophoudelijk voor de nectar en het stuifmeel. De plant komt oorspronkelijk uit Amerika. De Chippawa indianen gebruikten de plant als keukenkruid, maar ook als medicinaal middel.

Keukenkruid:  in salade - thee -
limonade - in de soep

Medicinaal:  als hoestsiroop - inwrijven van het lichaam tegen hoge koorts - in stoombad om het zweten te bevorderen.

Heeft deze plant een toekomst?

De plant kan door haar specifieke smaak voor allerlei doeleinden gebruikt worden: tinctuur, culinaire gerechten, bier, wijn, kruidenkoek, limonade, roomijs, hoestdrank, etherische olie, thee, diksiroop, enz. Uiteraard wordt ook de agastachehoning gesmaakt. 


PIBO Tongeren en
Agastache
Paul Nagtegals docent PIBO, Graduaat landbouw en biotechniek
Hans Van Brackel student PIBO, eindwerk Agastache plant 2007.

Als Provinciaal Instituut voor Biotechnisch Onderwijs zijn we steeds op zoek naar eindwerken voor onze leerlingen. Deze GIP's zoals ze tegenwoordig genoemd worden, beogen verschillende doelstellingen. Naast het integreren van verschillende vakgebieden op school staat de samenwerking met de aan belangende sector op de voorgrond. Onze leerlingen krijgen dan ook de  mogelijkheid om een stage te doen in het vakgebied waar ze een GIP willen over maken.

In het kader van zo een stage is onze leerling Hans Van Brackel in  de kruidentuin van het Rood Kasteel in Kortessem terechtgekomen. Hans zal onder begeleiding van leerkrachten en middels ondersteuning van Professor Van Laere, een aantal items uitwerken die kaderen in het project
Agastache. We zijn momenteel bezig met het teelttechnische aspect. Naast het vergelijken van zaadkwaliteit op kiemkracht en kiemsnelheid hebben we zaad van verschillende oogsttijdstippen met elkaar vergeleken.

Daarnaast maken we een studie van de ideale zaaiomstandigheden zowel onder beschermende omstandigheden als volle veld. Andere vermeerderingsmethoden zoals zomerstek en scheuren worden eveneens onderzocht en de planten van deze vermeerdering worden verder opgevolgd in het veld. Een ander item waarrond we werken zijn de opkweekomstandigheden. Zaai- en plantdichtheid, onkruid-onderdrukking en het waarnemen van mogelijke belagers zoals insecten en schimmels, zijn enkele terreinen waarnaar speciale aandacht gaat.

Tenslotte hebben we een twintigtal
Agastache soorten, afkomstig uit Amerika en Canada, uitgezaaid in de serre en uitgeplant in de kruidentuin. Het doel dat hier beoogd wordt is om enkele soorten over te houden die winterhard zijn en die een specifiek aroma of een meerwaarde naar smaak kunnen geven. Uiteraard gebeuren deze proefjes op kleine schaal, het is de bedoeling om volgend seizoen onze ervaringen uit te testen op grotere percelen. 
Als school mogen we ons terecht gelukkig prijzen dat we aan zulke initiatieven kunnen meewerken, onze leerlingen kunnen de nodige ervaringen opdoen onder begeleiding en we mogen stellen dat de doelstellingen van de GIP in zulke omstandigheden zeker gehaald worden.


Agastache foeniculum
, bijenplant en innoverende teelt in de landbouw              
Prof. dr. ir. Octaaf Van Laere

Wie zich langs de secundaire landelijke wegen, om maar een voorbeeld te geven, van Gent over Eeklo richting Zeeuws Vlaanderen beweegt, kan zich begin september best verloren voelen tussen met rundvee bezette weilanden en een ontelbare reeks hoog opstaande maïsvelden.
Het zal u maar overkomen van imker te zijn in zo een gebied waar de intensivering van de landbouw zover doorgedreven is dat er in de loop van het actief seizoen een periode van een paar maanden te vinden is, binnen dewelke zulke eentonige situatie te vinden is. De weilanden zijn maximaal productief gemaakt door allerlei teelt-maatregelen (scheuren en herinzaaien met een hoogproductief zaadmengsel; rationele begrazing; behandelingen met selectieve herbiciden). De maïspercelen leveren een maximaal rendement aan voeder voor de veestapel. 
De positieve kant aan deze situatie is dat dit hele bestel de betreffende landbouwbedrijven economisch leefbaar maakt. Maar het zal u inderdaad maar overkomen om imker te zijn in zulk gebied: april-mei-juni kan nog wat nectarplanten leveren in de mate dat er hier en daar fruitbomen aanwezig zijn of een fruitteeltbedrijf binnen een straal van 3 km, terwijl wilde kastanje, tamme kastanje en linde zich in veel gevallen buiten het vliegbereik van de bijenstanden bevinden. Gelukkig is er dan nog verspreide wilg en paardebloem om de situatie te redden, maar in de nazomer wordt het in een aantal gebieden met betrekking tot de bijenhouderij helemaal rampzalig.

Het Provinciaal Instituut voor Biotechnisch Onderwijs te Tongeren heeft het initiatief genomen een grondige studie te maken van de mogelijke teeltwaarde van de “Dropplant”
Agastache foeniculum, een uitstekende bijenplant met een bloeiperiode van juli tot september. Het moet ons dan ook niet verwonderen dat een initiatief zoals dit vanuit de imkerij met bijzondere belangstelling wordt bekeken en met recht en reden toegejuicht wordt. 
De plant past helemaal om te worden ingeburgerd in streken waar in de nazomer de stuifmeelvoorziening van de bijenkolonies in gebreke blijft.

De aanwezigheid van nectarplanten, die bovendien hoogwaardig stuifmeel leveren is in deze periode van cruciaal belang om de bijenkolonies voor te bereiden op de overwintering. In de tweede helft van juli is in de meeste gebieden in Vlaanderen de nectardracht ten einde. Maar even belangrijk als de aanwezigheid van honinggevende planten in het voorjaar en de zomer is vanaf dit tijdstip een normale “onderhoudsdracht” met bestendige aanwezigheid van nectar en – niet minder belangrijk – een leverancier van stuifmeel van essentieel belang.

De jonge bijen die vanaf nu geboren worden zijn bestemd om te overwinteren en zullen slechts volwaardig kunnen ontwikkelen en voldoende weerstand en energie opbouwen wanneer ze tijdens de ontwikkeling van het larvestadium een rijke proteïnevoeding hebben toegediend gekregen. 


Foto: Microscopische pollenanalyse en bepaling van de honing-kwaliteit door Prof. Van Laere 
tijdens Studiedag in september


Er is de jongste jaren zoveel te doen in verband met de bijzondere situatie waarin de landbouw zich bevindt: de leefbaarheid van de landbouwbedrijven ligt in veel gevallen op de grens van het haalbare, de bemestingsproblemen die hun greep houden op de kwaliteit van het grondwater en de waterlopen, het gebruik van bestrijdings-middelen met alle mogelijke gevolgen voor de diversiteit van de flora en nuttige insecten. 



Foto Octaaf  Van Laere: pollenkorrels Agastache foeniculum

Van overheidswege wordt steeds weer de aandacht gevestigd op de noodzaak voor het nemen van innoverende initiatieven. Dit project, waarbij een plantensoort met velerlei toepassingen op wetenschappelijk verantwoorde wijze benaderd wordt, is innoverend en verdient de ondersteunende aandacht van de overheid en de ondernemende aandacht van de jongere generatie die op zoek is naar nieuwe toepassingen in de landbouw.

Er stellen zich voorzeker een aantal vragen die de initiatiefnemers zullen dienen aan te pakken en die door stelselmatig wetenschappelijk onderzoek en proefondervindelijke praktijkwaarnemingen een oplossing zullen moeten vinden. 

Nuttige referenties:
Provinciaal Instituut voor Biotechnisch Onderwijs, Sint-Truidersteenweg 323, 3700 Tongeren. Tel. 012-39.80.40. 
Vlaams Vulgarisatiecentrum voor Bijenteelt, VVCB vzw, F. Dekokerlaan 13, 9940 Evergem. Tel.  09-253.91.63.


terug

© Copyrights - Bieenkorf - bemerkingen : mail