| 
     EEN VOOR ALLEN 
     
    De bij als
enkeling bestaat niet, alles staat in het teken van het volk en haar
voortbestaan. 
    Elk volk bevat tienduizenden werkbijen, enkele honderden darren
en één koningin en allen hebben ze hun taak. 
    Het onderscheid is duidelijk
op volgende foto's : de koningin, met het lange achterlijf, omringd door haar
hofhouding.  
     
        
    koningin en werksters 
     
    De darren
zijn groter van gestalte dan de werkbijen, hun grote donkere ogen vallen
onmiddellijk op en in de vlucht maken ze een hommelachtig gebrom. 
     
      
    darren en werksters 
     
    DE WERKBIJ 
is de nijvere werkster die vanaf haar geboorte als huisbij
achtereenvolgens verschillende taken op zich neemt,
eerst is ze schoonmaakster, daarna voedster, cellenbouwer en portier. De laatste
3 weken van haar bestaan besteedt ze om water, propolis, nectar en stuifmeel te halen, ze is
dan  haalbij geworden. De lente- en zomerbijen worden door hun drukke bezigheden
amper 6 weken oud. De najaarsbijen die het rustiger aan kunnen doen gaan mee
tot maart-april van de volgende lente. 
     
    DE DAR komt
enkel in het volk voor wanneer hij van nut is, om een jonge koningin te bevruchten.  
 Als
    ze haar  bruidsvlucht maakt wordt ze door meerdere darren op de
darrenverzamelplaats bevrucht, de bevoorrechte darren worden niet beloond, ze
sterven. Dus vanaf april tot ongeveer september
kan je ze aantreffen. Vanaf augustus zit hun taak erop en worden ze door de
werkbijen als hongerige en dus dure gasten beschouwd, zij worden niet langer
geduld en er volgt een ware darrenslacht, alle darren worden verdreven of
afgemaakt. 
     
    DE KONINGIN
wacht de zware taak van het eierleggen, in hoogseizoen kunnen vruchtbare moeren
    tot 3000 eitjes per dag leggen. De moer wordt daartoe aangespoord door het
volk en wanneer het volk het zo wil zal zij ook worden vervangen als zij te oud
wordt of in mindere doen is. Ook zij is dus geen regerend vorst maar speelt haar
rol zoals iedereen. Zij kan 5 jaar oud worden. Een jonge koningin die bevrucht
is blijft bevrucht voor de rest van haar dagen. 
     
     
    
 
 HET JONGE VOLK 
  
    De werksterbijen poetsen de cellen en na inspectie en goed bevinden door
    hare majesteit legt ze er een eitje in. 
    Er komen 3 soorten cellen voor op een raat : kleine werkstercellen, de
    grotere darrencellen en de speciale koninginnecellen. De koningin herkent
    deze cellen en legt in de werkster- en koninginnecellen een bevrucht eitje
    waaruit een werkster of een moer zal ontstaan.  
     In de darrencellen echter
    deponeert ze een onbevrucht eitje waaruit een dar zal geboren worden.  
 Of een
    bevrucht eitje zal uitgroeien tot een werkster of een jonge koningin wordt
    enkel bepaald door het soort voedsel dat de jonge larven krijgen. De larven
    van gewone werkbijen krijgen de eerste 3 dagen zeer rijk voedsel van de
    voedersapklieren van de voedsterbijen, de volgende 5 dagen van hun
    larvebestaan worden ze gevoed met een mengeling van stuifmeel, honing en
    water. 
    De jonge koninginnelarve daarentegen krijgt gedurende haar ganse
    larvestadium rijke voedersappen (koninginnebrij) toegediend waardoor zij
    zich sterker zal ontwikkelen tot een koningin die tot 5 jaar oud kan worden. 
    Het verloop van ei tot bij is voor ieder anders, we onderscheiden 3 stadia :
    eitjes, larven en poppen. 
    Een werkster wordt geboren na 21 dagen, te weten 3 dagen eistadium - 6 dagen
    larvestadium - 12 dagen pop; 
    de koningin wordt al na 16 dagen geboren, zij kent 3 dagen eistadium - 6
    dagen larvestadium en 7 dagen pop; 
    de dar doet er langer over n.l. 24 dagen : 3 dagen eistadium - 6 dagen
    larvestadium en 15 dagen pop. 
     
    Volgende foto's tonen de verschillende stadia van een werkster, van ei tot
    geboorte : 
     
                     
      
    eitjes                                                            
    larven 
     
    
       
      
     
    
    poppen                                                         
    geboorte
     
     
     
    
 
 GAAT EN VERMENIGVULDIGT U 
  
 Van vroeg
in het voorjaar, bij de eerste zonnewarmte, wordt de koningin aangespoord om
eieren te leggen want binnenkort gaan de winterbijen er het bijltje bij neer
leggen en hun jonge vervangsters moeten tijdig de taken overnemen. Tot april
gaat het volk in aantal achteruit om dan een explotie van nieuwe bijen te
kennen. 
    Tegen mei-juni kan een volk wel 60000 bijen tellen. De woning is dan te
klein geworden en het volk denkt aan vermenigvuldigen : de oude koningin wordt
    op dieet gezet zodat zij weer fatsoenlijk kan vliegen en met de helft van de bijen de woning
    kan verlaten, het volk 'zwermt'.
Natuurlijk hebben de werkbijen eerst koninginnencellen gebouwd, de gekende
'moerdoppen' waarin jonge larven met koninginnebrij worden gevoed tot
koninginnen, gereed om de taak van de
oude koningin over te nemen.  
     
       moerdop 
     
 De 'voorzwerm' met de oude koningin vertrekt en
hangt dan meestal in de onmiddellijke omgeving van de kast.  
 Na deze kunnen er
nog verscheidene 'nazwermen', met een jonge onbevruchte koningin, vertrekken,
telkens wordt het volk in aantal gehalveerd. Deze nazwermen vliegen veel verder
weg en zijn dan meestal ook verloren voor de imker. Het
is de taak van de imker om dit zwermen te beperken want anders houdt hij
uiteindelijk geen bijen meer over. Hij past daarvoor een aantal methodes toe. 
     
       zwerm aan tak 
     
    Wanneer in het achtergebleven volk een jonge moer uitloopt die koningin van
    de kast zal worden, wordt het een drukte van aanvliegende darren uit het
    eigen volk maar ook uit andere volken. Na 5 dagen is de moer vruchtbaar, zij
    doet dan eerst enkele verkenningsvluchten rondom haar kast om zich de weg
    naar de kast in te prenten.  
    Daarna heeft zij één of meerdere paringsvluchten, ze vliegt dan naar de
    darrenverzamelplaatsen waar ze door 10 à 20 darren bevrucht wordt. Het
    voortplantingsorgaan van de dar scheurt af en de dar sterft. 
    Het terugkeren naar haar eigen kast is heel belangrijk voor het volk, want
    er zijn op dat ogenblik geen eitjes of jonge larven meer voorhanden om een
    noodkoningin te 'kweken' in geval het fout zou lopen. 
    Wanneer de jonge bevruchte moer in een andere kast zou binnenvliegen, gaat
    zij daar onmiddellijk als een vreemdeling worden aanzien en zal worden
    afgestoken. Zij kan natuurlijk onderweg ook ten prooi vallen van één of
    ander vogel die deze vette dame maar al te graag aan zijn jongen voedt. 
     
     
    VOLK IN NOOD 
     
    Soms kan het gebeuren dat een koningin plots sterft, of gekneust wordt
    tussen de ramen bij het uitnemen ervan  door de imker. Het volk is dan
    moerloos, hoe lost het volk dit op ? 
    Wanneer er eitjes of één- of tweedaagse larven aanwezig zijn, zullen de
    voedsterbijen één of meerdere jonge larven constant met koninginnebrij
    gaan voeden en van hun gewone cel een 'redcel' gaan maken, die groot
    genoeg is om een koningin in te huisvesten. Zo lossen ze het probleem op
    door zelf voor een nieuwe moer te zorgen. 
    Was de moer al een tijdje van de leg af voordat ze stierf dan zijn er geen
    eitjes of ééndaagse larven voorhanden en heeft het volk een groot
    probleem. Door de langdurige afwezigheid van een moer in het volk en
    daardoor ook het gemis van haar geurstoffen (feromonen), gaan de eierstokken
    en eileiders van sommige werksters zich ontwikkelen en krijgen we eileggende
    werksters in het volk. Dit helpt het volk niet vooruit want deze werksters
    werden nooit bevrucht en leggen dan ook enkel onbevruchte eieren waaruit
    alleen maar darren geboren worden. 
    Het aantal werkbijen neemt daardoor sterk af, enkel darren worden geboren,
    en dat betekent het einde van het volk. Het is de taak van de imker om dit
    tijdig op te merken en een nieuwe moer in te voeren in het volk, of een raam
    met eitjes of jonge larven uit een ander volk in te hangen. Hij moet dit
    echter doen vooraleer er leggende werksters zijn want anders gaat het volk
    denken met de leggende werksters een oplossing gevonden te hebben en de
    nieuwe moer of jonge broed niet aanvaarden. 
     
     
    DE VOORRAAD VOOR
    DE WINTER 
     
    De planten
laten zich maar al te graag bezoeken door bijen die in hun behaarde lijfjes het
mannelijke stuifmeel meedragen naar de vrouwelijke stampers, vruchten en zaden
zijn het gevolg. De bijen worden van ver gelokt door hun kleuren en geuren, hun
aanbod aan eiwitrijk stuifmeel en zoete nectar, deze maken er dan ook dankbaar
gebruik van. De bijenkasten worden volgestopt  met al dat lekkers en boven het
broednest, in de honingzolder, wordt de honing opgeslagen. De nectar wordt reeds
onderweg vermengd met enzymen uit de klieren van de bijen en alzo omgevormd tot
honing. Omdat hij nog te veel vocht bevat wordt hij door de huisbijen
geventileerd en zo 'ingedikt' tot er bijna geen water meer in zit. De
honingcellen worden dan afgesloten met een waslaagje. 
     
      
    honingraam, bijna
    volledig verzegeld 
     
    De honing kan zo lange tijd bewaard worden en bederft niet. Zo
    leggen ze ook stuifmeelvoorraden voor verbruik tijdens de winter en als hulp
    bij het opvoeden van de jonge voorjaarsbijen in tijden van weinig stuifmeel. 
     
     
    OP NAAR DE
    VOLGENDE LENTE 
     
    Wanneer de grote zomerdrachten af nemen en de uren zonneschijn
    verminderen, zal ook de moer steeds minder eitjes gaan leggen. Hierdoor zal
    een groot deel van de laatste generatie werksters geen jong broed moeten grootbrengen,
    waardoor ze veel minder verslijten. Ze kunnen hun opgedane lichaamsvoorraden
    (eiwit-vetlichaam) houden voor zichzelf, waardoor ze veel ouder worden dan
    hun voorgangers, ze zijn winterbijen geworden die het tot de volgende lente
    zullen volhouden, nadat ze weer jong broed in het volk hebben geholpen. 
    Deze winterbijen zijn dus van het grootste belang om het volk een jaartje
    verder te helpen. 
     
    
     
     
terug
 
    
      |